Dit is een literatuurstudie over nalevingsgedrag. Naleving draait om motieven en gelegenheden (willen en kunnen). Omstandigheden kunnen er toe leiden dat een onderneming niet goed in staat is de wet na te leven. Bijvoorbeeld wanneer de onderneming niet goed op de hoogte is van wetgeving (en zich onvoldoende laat adviseren). Bij de motivatie om aan de wet te voldoen, speelt de inhoud van de wet mee, en dus de instemming, maar ook de algemene opvatting over naleving (de bedrijfsinterne norm). Motieven en gelegenheden beïnvloeden elkaar, bijvoorbeeld in de zin dat naarmate de wet moeilijker na te leven is, de motivatie om dit te doen ook afneemt. Er kan een motief worden "gevonden" om het niet te doen. De motieven en gelegenheden worden bepaald door interne en externe factoren. Intern zijn het doel van de organisatie, de kennis en kunde van de werkzame personen en de heersende normen en waarden van belang; extern zijn de locatie, de activiteiten en de klanten van de onderneming bepalend. Organisatie en omgeving beïnvloeden elkaar ook weer. De doelstellingen van een organisatie kunnen bijvoorbeeld worden bijgesteld naar aanleiding van klachten van omwonenden of van consumentenorganisaties. Er wordt een overkoepelnd conceptueel model gepresenteerd. Afhankelijk van de branche, en ten dele hiermee samenhangend,het wetgevingsterrein, kunnen hypothesen nadere invulling krijgen. Door het grote aantal omgevingsfactoren is te verwachten dat niet alleen tussen branches en tussen wetgevingsterreinen, maar ook hierbinnen (dus tussen MKB-ondernemingen) veel verschillen bestaan.